Leeruitkomsten zijn in opkomst
Werken met leeruitkomsten is in. De deeltijd en duale opleidingen die aan de pilot flexibel hoger onderwijs voor volwassenen deelnemen werken, conform de subsidiekaders, met leeruitkomsten. Daarnaast zie ik de trend dat steeds meer voltijd opleidingen ook leeruitkomsten formuleren en hun opleiding met de leeruitkomsten flexibeler inrichten. In mijn opinie vervagen grenzen tussen voltijd, deeltijd en duaal. Studenten zullen in de toekomst steeds meer tussen de varianten switchen. Als een voltijdsstudent een relevante baan krijgt naast zijn studie zal hij tijdens zijn studie bijvoorbeeld, eventueel tijdelijk, overstapen naar de duale variant.
Als opleidingen starten met formuleren van hun opleidingsprofiel in leeruitkomsten reist de vraag hoe je die eigenlijk formuleert. En als je dat hebt gedaan, hoe formuleer je dan beheersindicatoren? In dit blog help ik je een beetje op weg.
Verschillende hogescholen hebben centraal voor een bepaalde werkwijze gekozen. Dat is prettig. Dan hoef je immers niet zelf het wiel uit te vinden. Het kan ook nadelen hebben, als je je bijvoorbeeld niet kunt vinden in deze werkwijze. Ga binnen je hogeschool na of er een werkwijze is gekozen en welke handvatten, zoals handleidingen en voorbeelden van andere opleidingen, er zijn. Is er nog geen werkwijze gekozen dan raad ik aan om de mogelijkheden te verkennen en daarin een weloverwogen keuze te maken.
Verschillende werkwijzen voor formuleren leeruitkomsten
In de praktijk zie ik binnen hogescholen op dit moment grofweg twee werkwijzen. Deze werkwijzen beschrijf ik hier kort.
De ene werkwijze noem ik de volzinnen werkwijze. De leeruitkomsten zijn dan geformuleerd in alomvattende volzinnen. Alle onderdelen van het Tuning-schema (Lokhoff, J., & Wagenaar, R. (2010)) staan erin: activiteit, onderwerp, voorwaarden (scope/context) en minimumprestatie. Soms is de beheersindicator ook in de volzin van de leeruitkomst opgenomen. De Body of Knowledge en Skills (BoKS) wordt niet apart bij de leeruitkomsten beschreven, maar ligt er zeker wel onder. Om de leeruitkomsten te kunnen demonsteren moet je onderliggende kennis beheersen en goed toepassen, bijvoorbeeld bij het onderbouwen van keuzes.
De tweede werkwijze noem ik de uitgesplitste werkwijze. Bij de leeruitkomst wordt een korte inhoudelijke beschrijving gegeven en vervolgens worden de kennis (BoKs), vaardigheden en houding bij die leeruitkomst beschreven.
Voor het beschrijven van de mate van complexiteit en zelfstandigheid kun je het Zelcom model gebruiken (Bulthuis, 2013). Zoek daarbij naar de factoren die de context en de handeling in dat specifieke beroep complex of eenvoudig maken.
Formuleren van beheersindatoren
Ik zie ook verschillende werkwijzen voor het formuleren van beheersindicatoren in de praktijk. Als studenten kerntaken (of modulen), met onderliggende (eenheden van) leeruitkomst(en), in zijn geheel kunnen laten toetsen en verwerven, formuleer je beheersindicatoren per leeruitkomst. Je formuleert ze op bachelorniveau, of op propedeuseniveau als een kerntaak het oormerk propedeuse heeft gekregen. Komen kerntaken op propedeuse en bachelorniveau terug, formuleer dan beheersindicatoren op beide niveaus. De beheersindicatoren worden nader geconcretiseerd in de rubrics voor de toets.
Kies de werkwijze die past
De ene werkwijze is niet beter dan de andere. Er zijn gewoon meerdere werkwijzen mogelijk. Dat heb ik wel geleerd van de landelijke bijeenkomsten van de Pilot flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Daar bleek steeds weer dat iedere hogeschool, en soms ook iedere opleiding, een eigen keuze maakt. Het gaat erom dat je een bewuste keuze maakt en deze consequent uitwerkt.
Bronnen: